2

==

‘Dus je slikt de pil en laat hem denken dat jullie zwanger proberen te worden?’

Helene Zaharis schrok op. De vraag was niet aan haar gericht, maar dat had heel goed gekund. Het was zelfs zo toepasselijk dat ze zich even afvroeg of iemand haar doorhad en bij haar aan tafel was komen zitten om haar te chanteren.

Maar nee, het was een gesprek tussen de twintigers aan het tafeltje naast haar in Café Rouge, waar Helene zou gaan lunchen met Nancy, de vrouw van senator Cabot.

Nancy was te laat, gelukkig maar, want Helene vond het gesprek naast haar veel interessanter dan het gesprek dat Helene en Nancy ongetwijfeld zouden voeren over wie er naar de springwedstrijden in Middleburg ging in oktober en welke politieke figuren nu weer voorstellen voor belachelijke belastingverlaging hadden ingediend.

Of belastingverhoging.

Of welk andere pikanterietje de laatste tijd in de belangstelling stond van de mensen in de Beltway.

Niets waar Helene belangstelling voor had.

‘Niet dat hij er echt aan lijdt.’ De vrouw die klaarblijkelijk aan de pil was giechelde en nam een slok van een roze drankje. ‘Hij moet gewoon wat beter zijn best doen... en wat langer.’

Haar vriendin glimlachte, alsof ze ervan genoot om deelgenoot van dit uiterst smakelijke geheim te zijn. ‘En dan stop je met de pil?’

‘Uiteindelijk. Als ik er klaar voor ben.’

De andere vrouw schudde glimlachend het hoofd. ‘Je hebt wel lef, meid. Je mag hopen dat hij in de tussentijd die pillen niet vindt.’

‘Geen schijn van kans.’

‘Waar verstop je ze?’

Aan de achterkant van de la van mijn nachtkastje getapet, dacht Helene.

‘In mijn tas,’ antwoordde de vrouw met het roze drankje schouderophalend. ‘Daar kijkt-ie nooit.’

Slechte zet. Beginnersfout. Mannen respecteerden die grens slechts tot ze een flauw vermoeden kregen dat er iets niet pluis was. Dan was het de eerste plek waar ze keken. Zelfs de domme exemplaren.

Als Helene ook maar iets in haar tas verstopte, zou Jim het onmiddellijk vinden. Dat beleefdheidspunt was hij allang voorbij.

Ze huiverde toen ze eraan dacht wat hij zou doen als hij erachter kwam dat zij zijn pogingen tot reproductie verhinderde.

Maar Helene was hier resoluut over. Ze wilde geen kind. Het zou volkomen oneerlijk zijn, vooral voor het kind, aangezien Jim alleen een baby wilde zodat hij tijdens campagnes een perfect gezinnetje om zich heen zou hebben.

Camelot 2008.

Ze had ooit babydromen gehad. Het verlangen om een warm lijfje vast te houden, dikke vingertjes en dikke teentjes te kussen. Om elke dag boterhammen met pindakaas en jam klaar te maken en een beetje liefde in de schooltas te stoppen.

O ja, Helene had ooit babydromen gehad. En gezinsdromen. En nog veel meer andere dromen die opgeklopt en uitgespuugd waren in de politieke machine van Washington.

Nu wilde ze hier absoluut geen onschuldig kind op aarde zetten.

‘Wilt u misschien alvast wat drinken?’ vroeg de jonge serveerster. Ze had de krampachtige houding van iemand die net begonnen was en het goed wilde doen, zonder te weten wat dat precies inhield. Helene herkende dat. Vijftien jaar geleden was ze zelf zo geweest.

‘Nee, dank je. Ik wacht op mijn...’

‘Juffrouw!’ blafte een beschonken zakenman een paar tafels verderop. Hij knipte met zijn vingers alsof hij een hond riep. ‘Hoe vaak moet ik verdomme nog om een Irish Coffee vragen voordat je hem komt brengen?’

De serveerster keek onzeker van Helene naar de man en weer terug terwijl de tranen in haar ogen sprongen.

‘Sorry meneer, ik heb het net nog nagevraagd, maar hij is nog niet klaar.’

‘Kwaliteit kost tijd,’ zei Helene met haar charmantste glimlach. De eikel verdiende helemaal geen verdraagzaamheid, maar als niemand zich ermee zou bemoeien, zou hij die arme meid haar baan kosten. ‘En er zijn hier nog meer mensen die dingen besteld hebben. Zij kan er niks aan doen.’

Zoals voorspeld, lachte de man zijn lelijke gele tanden bloot. Helene durfde haar laatste geld erom te verwedden dat hij een sigarenroker was. ‘Lekker stuk, mag ik je wat te drinken aanbieden?’

Helene glimlachte weer, alsof ze compleet verrukt was aandacht van dit brok mannelijkheid te krijgen. ‘Als ik er nog eentje neem, kan ik niet meer naar huis rijden,’ loog ze. ‘Deze aardige meid is al zo vaak naar de bar heen en weer gerend dat ze er duizelig van moet zijn geworden.’ Tegen de serveerster voegde ze eraan toe: ‘Ik hoef nu niks, bedankt.’

Het meisje keek verbaasd maar intens dankbaar toen ze zich omdraaide om verder te gaan.

‘Hé, wat dacht je ervan samen iets te gaan doen straks?’ stelde de man voor, maar de binnenkomst van Helenes lunchafspraak onderbrak hem.

‘Helene, schat, sorry dat ik te laat ben. Het was echt een ramp om door Georgetown te komen vanmorgen.’

Helene stond op en Nancy Cabot zoende de lucht naast haar beide wangen, waarbij de zware ouderwetse lucht van Shalimar van haar af walmde. Ze keek vluchtig naar de man met de gele tanden. Hij moest Nancy herkend hebben, want hij grimaste en knipoogde naar Helene.

‘Geen enkel probleem,’ zei Helene tegen Nancy. Ze gingen allebei zitten. ‘Ik heb hier lekker een beetje van de atmosfeer zitten genieten.’

‘Het is een prachtige plek, hè?’ Nancy staarde uit het raam, waar in de verte het Washington Monument zichtbaar was onder een lichtblauwe lucht.

Even dacht Helene dat Nancy op het punt stond iets filosofisch over de pracht van de stad te zeggen, zo onbeweeglijk tuurde ze naar buiten.

Dat was niet het geval. ‘Ik wilde dat we die oude vervallen gebouwen daar weg konden krijgen.’ Ze wees richting het zuiden, naar wat weliswaar een achterbuurt was, maar waar de bewoners hard aan verbetering werkten.

‘Geef ze de tijd,’ zei Helene voorzichtig, om niet door te laten schemeren hoezeer ze het zich aantrok, voor het geval het zou botsen met het beleid van haar man van deze week. ‘Het stadsverbeteringsproject verloopt uitstekend.’

Nancy lachte en dacht blijkbaar dat Helene sarcastisch deed. En dat het grappig was. ‘Trouwens, dat wilde ik je nog vertellen. Ik denk dat we ein-de-lijk de juiste plek voor de fundraiser van de dar hebben gevonden.’

‘O?’ Helene probeerde de spieren in haar gezicht interesse uit te laten drukken in plaats van de slaapverwekkende desinteresse die ze voelde. Ze was net zo geïnteresseerd in de vaderlandslievende vrouwenvereniging als Nancy in stadsvernieuwing. Het verschil was dat Helene verplicht was om interesse te veinzen terwijl ze het liefste net zo hard wilde lachen als Nancy net gedaan had. ‘Wat hebben jullie op het oog?’

‘Het Hutchinson House in Georgetown. Ken je dat? Op de hoek van Galway en M.’

‘O ja, dat is prachtig.’ Ze kende het huis niet, maar ze wist dat als ze haar onwetendheid liet blijken, ze een lange preek tegemoet kon zien over de geschiedenis van Hutchinson House, de meubels van Hutchinson House, de mensen die naar Hutchinson House waren geweest en natuurlijk wat Hutchinson House kostte. En eerlijk gezegd wist Helene niet hoelang ze de beleefde onbeweeglijkheid in haar gezicht vast kon houden.

‘Over de stille veiling...’ begon Nancy, maar ze werden onderbroken doordat de serveerster bij hun tafel verscheen.

‘Voor mij graag een Manhattan,’ zei Nancy, waarna ze haar wenkbrauw optrok naar Helene op een manier die suggereerde dat ze niet van plan was in haar eentje te gaan drinken.

‘Een champagnecocktail,’ zei Helene, terwijl ze dacht dat dat wel het laatste was waar ze nu trek in had. ‘En een glas water,’ voegde ze eraan toe, met het goede voornemen zich op het water te concentreren en niet op de champagne. ‘Graag.’

Er liep een hulpkelner langs hun tafeltje en hij staarde Helene even met grote ogen aan.

‘De mannen zien je wel zitten,’ merkte Nancy met een onmiskenbaar afkeurende stem op.

Even leken de kalme geluiden van tafelzilver op porselein en de gedempte stemmen die de nieuwste roddels binnen de Beltway mompelden luider te worden en vulden de lucht.

‘Ik heb champagne besteld,’ zei Helene luchtig. ‘Dan vragen mensen zich altijd af wat je te vieren hebt. Dat is het enige wat hen opvalt.’

Dat leek Nancy wel tevreden te stellen. ‘Maar waar waren we? We vieren dat we de perfecte locatie voor onze geldinzamelingsactie hebben gevonden. Welnu. Laten we het over jouw rol erin hebben.’

Helene was hier niet voor in de stemming. Ze haatte dit soort gesprekken over een doel waar ze niet achter stond en hoe ze het een handje kon helpen. Maar ze had geen andere keus dan haar best te doen, te bieden wat ze kon, en geen schaamte of negativiteit over de naam Zaharis uit te roepen.

Soms haatte ze het daarom nog meer.

Toen de serveerster de drankjes had gebracht, hief Helene het hare om met Nancy te proosten op de huidige voorzitter van de dar – een padachtige vrouw die ooit aan een aantal mensen verteld had dat Helene ‘eens een verkoopster, altijd een verkoopster’ was – en nam wat haar enige slok moest zijn.

Twintig minuten van Nancy’s monoloog over vroegere dar-voorzitters verder zwichtte Helene en dronk de cocktail op.

Waarom ook niet? Zo had ze ten minste iets te doen naast dom knikken naar Nancy en neplachen om haar saaie grapjes.

Gezien hoe ontzettend ongemakkelijk ze zich erbij voelde, was het opvallend hoe vaak Helene zulke gesprekken voerde. Nog opvallender was dat niemand zich ooit van haar verveling bewust was. Desondanks maakte kletsen over koetjes en kalfjes een groot deel van haar leven uit, en omdat Jim steeds verder kwam op zijn weg naar hogere en hogere politieke functies, zag het ernaar uit dat het einde nog lang niet in zicht was.

Dus accepteerde Helene dit levenslot zo gelaten als ze kon. Mensen in Jims vriendenkring werden door eigenbelang gedreven. Het was een zeldzaamheid om iemand – van welke leeftijdsklasse, sekse, ras of seksuele geaardheid dan ook – te ontmoeten die niet met noppen over zijn eigen grootmoeder zou lopen om zijn doelen te bereiken.

Wie zou zeggen dat Helene geen prijs betaalde voor de huisvrouwdeal die ze gesloten had, was gek.

Nancy kletste maar door.

Helene bleef lachen en wenkte de serveerster voor nog een champagnecocktail.

***

Later zou er wat zwaaien omdat ze haar mobiele telefoon uit had gezet.

Op de schoenenafdeling van Ormond’s leunde Helene tegen het stijve namaakleer van de stoel – haar beloning voor twee uur lang Nancy Cabot aanhoren – en wentelde de gedachte van de woede van haar echtgenoot rond in haar hoofd, als een sieraad dat ze van plan was te gaan kopen.

Hij vond het verschrikkelijk als hij haar niet kon bereiken.

Zij, aan de andere kant, was het verschrikkelijk gaan vinden dat hij haar altíjd kon bereiken. En dat deed hij ook veel, de laatste tijd steeds vaker. Waar ze ook was of wat ze ook deed, het leek wel of haar telefoon op de onhandigste momenten afging.

Toen ze blikvoedsel naar de Grieks-orthodoxe kerk bracht voor de voedselinzamelingsactie en ze even bleef staan om de vredige schoonheid van het nieuwe gebrandschilderde raam met een rond icoon dat de Maria-Boodschap voorstelde te bewonderen, ging haar telefoon.

Toen ze vier papieren zakken met natuurvoeding – Jim at tegenwoordig niets anders meer, hoewel het waarschijnlijk snel genoeg plaats zou maken voor de volgende trend – én haar tas en haar sleutels in haar armen droeg terwijl ze over het lange stenen pad van haar oprit naar de voordeur zwoegde, ging de telefoon ook, maar hij stond op trillen dus was ze zo van de onverwachte vibraties geschrokken dat ze de zak met de eieren erin had laten vallen.

Toen ze zelfgemaakte noedelsoep met kip naar de bedlegerigen in het Holy Transformation-tehuis bracht, gaf ze net een kom soep die rechtstreeks uit de magnetron kwam aan een bejaarde diabetespatiënt toen haar telefoon ging. Van schrik morste ze de hete soep op zowel de patiënt als, minder belangrijk maar toch ergerlijk, haar Bally-pumps.

Zelfs vandaag had hij haar gebeld tijdens haar lunch met Nancy, waardoor hij van één nutteloos lunchgesprek twee maakte door haar te vertellen dat hij tot laat moest vergaderen en pas na het eten thuis zou zijn en dat ze maar vast zonder hem moest gaan eten.

Nancy vond – en zei herhaaldelijk – dat het ‘zó lief’ was dat hij belde, maar aan de andere kant sprak Nancy Jims taal niet. Ze wist niet dat ‘tot laat vergaderen’ codetaal was voor thuiskomen met de geur van een ander om zich heen en de stank van Dirty Martini’s.

Zijn hypocrisie was een psychologische studie waard.

Jim Zaharis (echte voornaam Demetrius, maar hij vond dat te etnisch voor de Amerikaanse politiek) was de charismatische junior senator van Maryland, maar hij bereidde zich voor op een agressieve sprint richting een hogere functie. In een stad als Washington was alles wat een publieke figuur – en zijn vrouw – deed voer voor kritiek, en hij wilde niet dat Helene hem voor schut zou zetten.

Alleen, net als vele briljante maar domme mannen vóór hem, dacht hij wel dat zijn eigen misstappen onzichtbaar waren terwijl hij zich tegelijkertijd enorme zorgen maakte over wat Helene in het openbaar uitspookte.

Ze had nog nooit, echt nooit, ook maar íéts gedaan wat een schandaal zou kunnen doen vermoeden sinds ze met hem getrouwd was. Geen zwembadjongens, geen lesbische relaties, geen handel met voorkennis... niets.

Wat niet wilde zeggen dat ze geen geheimen had. Maar die van haar hield ze ten minste goed verborgen.

Tegelijkertijd met het huwelijk had ze een deal gesloten, hoewel ze toen te naïef was geweest om dat in te zien. Het was niet de huisvrouwdeal, maar nog erger. Het was de trofeevrouwdeal, die inhield dat ze er goed uit moest zien, zo nu en dan een goede daad moest verrichten die veel media-aandacht kreeg, af en toe met de dames bij de golfclub moest gaan lunchen, sponsor van een plaatselijke liefdadigheidsinstelling moest worden, en het allerbelangrijkste: haar mond houden terwijl haar ziel stukje bij beetje afbrokkelde.

Helene was verontrustend goed geworden in al die dingen.

‘Helene!’

Ze werd door een heldere, opgewekte stem uit haar mijmerij gehaald. Ze draaide zich om en zag Suzy Howell, het raadslid van het district, met haar tienerdochter.

‘Suzy?’

‘Je kent Lucy toch nog wel?’ vroeg Suzy, knikkend in de richting van de stuurs kijkende tiener met slap zwart haar dat dof was geworden van te veel verfbeurten met die gewaagde haarkleuringen die je tegenwoordig kon kopen.

Het meisje was duidelijk niet op haar plek op de schoenenafdeling van Ormond’s, en erger nog, ze zag eruit alsof ze dat zelf ook aanvoelde.

‘Ja, natuurlijk.’ Helene was de naam van het meisje vergeten en was blij dat Suzy die had gezegd. ‘Alles goed met je, Lucy?’

‘Best ho...’

‘Ze doet het fantastisch,’ onderbrak Suzy haar, waarbij ze haar dochter een blik toewierp die effectiever was geweest als ze haar gezichtsuitdrukking niet weg had gebotoxt. ‘Ze heeft zich zelfs aangemeld voor Miami University, Ohio. Daar heb jij toch ook gestudeerd?’

O, nee. Helene wilde dit gesprek liever niet voeren. Zeker niet nu, nu ze aangeschoten was na haar lunch met Nancy Cabot.

‘Dat klopt,’ antwoordde Helene langzaam, in de hoop dat ze de champagne niet aan haar adem konden ruiken. Toen, omdat het ernaar uitzag dat Suzy en Lucy veel meer over de universiteit wisten dan zij, voegde ze eraan toe: ‘Voor een deel van mijn opleiding.’

‘O, heb je je opleiding daar niet afgemaakt?’

‘Nee, alleen mijn eerste jaar heb ik daar gezeten. Een eeuwigheid geleden.’

‘Ah.’ Suzy leek teleurgesteld. ‘Waaraan ben je dan wél afgestudeerd?’

Helene wist dat ze aantekeningen had moeten maken over haar verzonnen verleden. ‘Marshall University,’ zei ze, omdat David Price daar op had gezeten en ze vaak genoeg bij hem langs was geweest om de campus redelijk goed te kennen.

David Price; haar grote liefde totdat ze vond dat ze beter kon krijgen en hem verliet.

Ze had beslist haar verdiende loon gekregen.

‘In West-Virginia,’ ging Helene verder, terwijl ze de melancholie in haar eigen stem hoorde.

‘West-Virginia!’ Suzy keek alsof Helene haar net verteld had dat ze in een ontwikkelingsland op school had gezeten. ‘Hemeltje, hoe is zo’n lieve koningin van het eindexamenbal uit Ohio dáár nou terechtgekomen?’

Helene glimlachte ongemeend. ‘Dat is een heel goeie vraag.’

‘Ik wil niet naar West-Virginia,’ snauwde Lucy tegen haar moeder zonder ook maar een zweem van verontschuldiging richting Helene omdat ze haar mogelijkerwijs beledigd had.

Zo dachten de mensen hier over West-Virginia. De idiote gedachte dat het in West-Virginia stikte van de tandeloze ultraconservatievelingen die met hun eigen neef of nicht trouwden zat bij hen ingebakken.

Suzy lachte om haar dochters afkeer, waarmee ze het pijnlijk duidelijk maakte dat ze het met Lucy’s ontzetting over het idee eens was. ‘Maak je geen zorgen, liefje, dat gaat niet gebeuren.’ Ze glimlachte overdreven opgewekt naar Helene. ‘Zou je een aanbevelingsbrief voor Lucy willen schrijven? Voor Miami, bedoel ik.’

‘Met plezier.’ Wat kon ze anders zeggen? Niets. Het was haar taak om ja te zeggen. ‘Maar,’ ze dacht snel na, ‘misschien zou een aanbeveling van Jim meer gewicht in de schaal leggen.’

Er verscheen een twinkeling in Suzy’s ogen. ‘Denk je dat hij dat voor ons zou willen doen?’ Het was overduidelijk dat ze hier al die tijd al op uit was geweest. Helene had zich er helemaal geen zorgen over hoeven maken.

‘O, vast wel.’ Alles om zijn naam rond te laten zingen. Hij zette constant zijn naam onder dingen die hij niet meende.

Hun trouwakte, bijvoorbeeld.

‘Ik zal ervoor zorgen dat zijn secretaresse jullie belt,’ beloofde Helene.

‘Ongelooflijk bedankt, Helene.’ Suzy porde haar dochter met een elleboog in de ribben. ‘Toch? Dat is toch aardig van mevrouw Zaharis?’

‘Bedankt,’ zei Lucy sloom.

‘Graag gedaan.’ Helene glimlachte op haar beleefdst.

Ze keek ze na en bedacht dat haar leven tegenwoordig vol met dit soort kunstmatige interactie zat. Mensen wilden haar als schakel naar invloed gebruiken, maar dat gaf niet, want haar man gebruikte die mogelijkheden om zijn eigen invloed te vergroten. En Helene had lang, lang geleden een afspraak met de kosmos gemaakt dat ze in ruil voor financiële gemoedsrust het spelletje mee zou spelen.

En zo was iedereen blij.

Nou ja, iedereen behalve Helene, zo bleek.

Tien jaar geleden zou ze het niet geloofd hebben als iemand haar toen verteld had hoe haar leven zou worden. Maar het was in kleine, bijna onmerkbare stapjes veranderd totdat ze op een dag wakker werd en erachter kwam dat ze in een of ander lijp bizar sprookje leefde.

Het was naar, maar het alternatief – het leven dat ze vóór Jim had gehad – stond haar nog akelig helder voor ogen.

Misschien was het zwak, maar ze kon geen prijs bedenken die ze niet zou betalen om niet terug te hoeven. En als Jim de waarheid over dat leven wist, zou hij dat ook koste wat kost vermijden.

En bovendien kon Helene alles betalen wat ze maar wilde. En dat had haar hierheen geleid, de schoenenafdeling van Ormond’s, waar ze minstens drie keer per week belandde.

Het genot was kortstondig – soms duurde het niet eens zo lang als de rit naar huis met haar nieuwe dozen en tassen – maar de opwinding van een aankoop was nooit teleurstellend.

Ze had te lang zonder geleefd om het nu als vanzelfsprekend te beschouwen.

Terwijl ze wachtte tot de donkerharige verkoper – Louis? – de stapel schoenen waar ze om had gevraagd in maat 38 gehaald had, vroeg ze zich af of dit leven het waard was.

Er was beslist iets te zeggen voor in staat zijn om te kopen wat je wilde, helemaal na de zware jaren die ze had doorstaan. Nu ging het gemakkelijk. En het bood haar troost.

Ze kocht niet zomaar dingen. Zelfs in haar huidige champagnecocktailbenevelde toestand begreep ze dat nog.

Ze kocht wat fijne herinneringen voor zichzelf.

In een leven dat van emotionele warmte verstoken was, deed ze wat ze kon om momenten te hebben die ze zich later als dierbaar zou kunnen herinneren.

Ze was zo vaak in haar schik door de verleiding van een bepaald parfum, een natuurlijke bodylotion, een outfit die haar misdadig goed stond, of – het vaakst – een paar schoenen dat haar, letterlijk en figuurlijk tot grote hoogten bracht.

‘Sorry, mevrouw Zaharis,’ onderbrak een stem haar gedachten.

Louis. Of Luis. Of misschien had ze zijn naam wel helemaal verkeerd. Misschien heette hij wel Bob.

‘Ja?’ zei ze, waarbij ze uitkeek dat ze hem met geen enkele naam aansprak omdat de kans dat ze het mis had zo groot was.

‘Uw pas wordt helaas geweigerd.’ Hij hield de American Express op armlengte voor zich uit toen hij hem haar teruggaf, alsof het een dode spin was die hij zojuist in zijn ceasarsalade had gevonden.

Geweigerd? Dat kon niet. ‘Er moet iets fout zijn gegaan,’ zei ze. ‘Probeer het nog eens.’

‘Ik heb het al drie keer geprobeerd, mevrouw.’ Hij glimlachte, schijnbaar verontschuldigend, en ze zag dat één tand iets naar achteren in zijn mond zichtbaar donkergrijs was. ‘Het kan niet afgeschreven worden.’

‘Een bedrag van zeshonderd dollar niet?’ vroeg ze ongelovig. De card had niet eens een limiet!

Hij bevestigde met een knikje. ‘Misschien is de pas als vermist opgegeven en gebruikt u de vervangende pas niet?’

‘Nee.’ Ze pakte haar portemonnee uit haar tas. Die zat vol met briefjes van één en vijf dollar – een oude gewoonte uit de tijd dat eentjes en vijfjes haar een rijk gevoel gaven – en creditcards. Ze haalde er een zilveren MasterCard uit en gaf hem af. ‘Ik zoek het later wel uit. Gebruik deze maar. Die moet geen probleem geven.’ Haar stem bezat een ongewilde kortafheid. Om eerlijk te zijn klonk haar stem vaker zo ongeduldig en wist ze niet zo goed waarom, hoewel de onaangename theorie dat het meer haar eigen ongelukkigheid uitdrukte dan een ontevredenheid met de service wel even in haar opkwam.

De donkerharige verkoper – waarom droegen ze geen naambordjes? – draafde gretig weg met haar platinum creditcard en Helene leunde naar achteren, vol vertrouwen dat hij zo terug zou komen met een bonnetje om te tekenen, waarna ze kon vertrekken met haar aankopen.

Of, beter gezegd, haar próói, zoals haar therapeut, dr. Dana Kolobner, het grappend noemde.

Het was ook echt een prooi. Dat moest ze toegeven. Ze zocht het op om een begeerte te bevredigen. Na een paar uur ebde de bevrediging dan weg en moest ze meer. Nou... nee. Moeten was overdreven. Helene was realistisch genoeg om te weten dat het hier om een verlangen ging en niet een moeten.

Soms dacht ze erover na overal de brui aan te geven en bij het vredeskorps te gaan. Maar misschien was ze daar met haar achtendertig jaar te oud voor. Misschien was dat de zoveelste kans die aan haar voorbij was gegaan terwijl ze jaren van haar leven verspilde met een man die niet van haar hield.

En van wie zij ook niet hield. Niet meer.

De verkoper kwam terug en verstoorde haar gedachten. Maar iets in zijn gezichtsuitdrukking was veranderd. Een zeker laagje van hartelijkheid was van hem af gevallen. ‘Ik ben bang dat deze het ook niet doet,’ zei hij, en hij hield de pas tussen zijn wijsvinger en duim terwijl hij hem teruggaf.

‘Dat kan niet,’ zei ze. Een heel oud maar bekend gevoel van vrees bekroop haar. Ze haalde nog een pas tevoorschijn, eentje die bij Jims zakelijke rekening hoorde. Die was voor noodgevallen.

Dit was beslist een noodgeval.

Twee minuten later was de verkoper weer terug; deze keer straalde er een duidelijke afkeer van zijn gezicht af. Hij gaf haar de pas... die in vier precies even grote stukken was geknipt.

‘Ze gelastten me hem door te knippen,’ zei hij kortaf.

‘Wíé?’

Hij haalde zijn smalle, magere schouders op onder een niet goed passend colbert. ‘De bank. Ze zeiden dat de pas gestolen was.’

‘Gestólen?!’

Hij knikte en trok een te enthousiast geëpileerde wenkbrauw op. ‘Dat zeiden ze.’

‘Ik zou het toch wel weten als mijn eigen pas gestolen was?’

‘Dat zou ik ook denken, mevrouw Zaharis. Maar dat is wat ze me meedeelden, en dat is wat ik op moet volgen.’

De haat die zijn hooghartige toon in haar losmaakte was onevenredig en ze probeerde haar woede binnen te houden. ‘Je had het natuurlijk ook even met me kunnen bespreken voordat je mijn pas doorknipte.’

Hij schudde het hoofd. ‘Dat kon niet. Ze instrueerden me de pas ter plekke te vernietigen, anders zou de winkel een boete krijgen.’

Onzin. Ze wist heel zeker dat hij met het grootste plezier haar pas had doorgeknipt, en er nog meer van genoot om haar de stukken te overhandigen. Ze was dit soort eerder tegengekomen.

Ze keek hem vernietigend aan en haalde haar mobiel uit haar tas. ‘Excuseert u mij. Ik moet even een telefoontje plegen.’

‘Natuurlijk.’

Ze keek hem na toen hij wegliep, bang dat hij simpelweg tot vijf zou tellen en weer terug zou komen om veroordelend bij haar in de buurt te blijven hangen. Maar toen hij dichter bij de achtermuur kwam, stak een meisje haar hoofd door de deur en zei: ‘Luis, Javier aan de telefoon. Hij zegt dat jullie lekkage hebben.’

Luis. Helene prentte de naam in haar geheugen zodat ze precies wist wie ze moest noemen in de vernietigende brief die ze aan de winkelmanager zou schrijven.

Ze haalde een van de geweigerde creditcards uit haar tas en belde het nummer dat achterop stond, waarna ze zich ongeduldig van menu naar menu werkte tot ze een menselijk wezen aan de telefoon kreeg.

‘Met Wendy Noelle, wat kan ik voor u doen?’

‘Ik hoop dat je me kunt helpen, Wendy,’ zei Helene met de vriendelijkste stem die ze in deze omstandigheden kon opbrengen. ‘Om de een of andere reden wordt mijn pas vandaag geweigerd in de winkel, en ik weet niet waarom.’

‘Ik help u daar graag bij, mevrouw. Mag ik u even in de wacht zetten?’

‘Goed hoor.’

Helene wachtte met bonzend hart terwijl het wachtmuziekje in haar hoofd tegen de winkelmuziek in galmde.

‘Mevrouw Zaharis?’ De bankmedewerkster was terug nadat de eerste helft van een liedje van Barry Manilow op de vuist was gegaan met de muzakversie van ‘Love Will Keep Us Together’.

‘Ja?’

‘Die pas is als gestolen opgegeven, mevrouw.’ Het was een aardig meisje. Ze klonk oprecht verontschuldigend. ‘Hij is geblokkeerd.’

‘Maar ik heb hem helemaal niet als gestolen opgegeven,’ wierp Helene tegen. ‘En ik ben nu in de winkel, maar ze nemen hem niet aan.’

‘U kunt hem niet gebruiken als hij als gestolen is opgegeven.’

Helene schudde het hoofd ook al kon de vrouw aan de telefoon haar niet zien. ‘Dit moet een soort identiteitsroof zijn.’ Dat was de enige mogelijke verklaring. ‘Wie heeft hem als gestolen opgegeven?’

‘Dat was ene Deme... Deme-et-tris...’

‘Demetrius?’ vroeg Helene ongelovig.

‘Ja, Demieters Zaharis,’ stamelde de vrouw. ‘Die heeft gebeld om hem te blokkeren.’

‘Waarom?’ flapte Helene eruit, ook al wist ze dat er geen antwoord op die vraag was. In elk geval geen waar ze genoegen mee nam.

‘Dat weet ik helaas niet.’

‘Is de nieuwe pas al onderweg?’ Ze begon in paniek te raken. ‘Kun je mijn aankoop niet autoriseren met het nieuwe pasnummer?’

‘Meneer Zaharis heeft ons verzocht deze keer geen nieuwe pas te sturen.’

Helene viel verbluft stil. Ze wilde protesteren, zeggen dat er een vergissing was gemaakt of dat iemand zich voor Jim uitgegeven moest hebben en gebeld had om de pas te laten blokkeren, maar diep vanbinnen zei iets haar dat het geen fout was. Jim had dit expres gedaan.

Ze bedankte de vrouw, hing op en belde ogenblikkelijk Jims privétoestel.

Na vier keer overgaan nam hij op.

‘Waarom heb je mijn creditcard als gestolen opgegeven?’

‘Met wie spreek ik?’

Ze zag zijn zelfvoldane, lachende gezicht al voor zich terwijl hij haar tergde. ‘Waarom,’ herhaalde ze met krachtigere stem, ‘heb je al mijn creditcards geblokkeerd?’

Ze hoorde de stoel piepen toen hij ging verzitten. ‘Ik heb een vraagje aan jou,’ zei hij, met een stem die overliep van sarcasme. ‘Wil je misschien iets aan me kwijt? Iets wat je voor me verbergt, misschien?’

Haar maag werd samengeknepen als een spons.

Waar was hij achter gekomen?

‘Wat bedoel je, Jim?’ O god, het zou zoveel kunnen zijn.

‘Nou, ik denk dat je dat wel weet.’

Er kwamen allerlei mogelijkheden in haar op. ‘Nee Jim, ik kan niets bedenken wat ik gedaan zou moeten hebben dat zo erg is dat het rechtvaardigt dat jij me blokkeert en in het openbaar laat vernederen. Dacht je dat het jouw imago goed zou doen als je vrouw gestolen creditcards probeerde te gebruiken?’

‘Niet zo goed als – ach, wat zou ik zeggen – een gezín?’

Er viel een stilte tussen hen als een pingpongbal die net buiten bereik stuiterde.

Jim was de eerste die een slag waagde.

‘Gaat er al een belletje rinkelen?’ Zijn stoel piepte weer, en ze zag hem, nu geërgerd, bewegen. ‘Ik dacht dat we zwanger probeerden te worden. Nu blijkt dat we alleen maar’ – ze zag al voor zich hoe hij nonchalant zijn schouders ophaalde terwijl hij vanbinnen kookte – ‘neukten.’

Ze trok een pijnlijk gezicht om de manier waarop hij het woord uitspoog. ‘Zo naar leek je het anders niet te vinden.’

Zo makkelijk raakte hij niet afgeleid. ‘Je hebt me voorgelogen, Helene.’

‘Waarover?’

‘Alsof je dat niet weet.’

‘Je spoort niet,’ zei ze, een goede – of in elk geval sterk overtuigende – aanval was tenslotte de beste verdediging.

‘Nee hoor.’

‘Waar héb je het dan over?’

Ze maakte zich al klaar om zijn beschuldigingen als verzonnen af te doen, toen hij zei: ‘Ik weet het van de pil.’

Schuldgevoel en woede stroomden door haar aderen. ‘Wat moest je in mijn nachtkastje?’

‘Nachtkastje? Ik haalde net een recept op bij de apotheek aan G Street, en ze vroegen me of ik jouw herhalingsrecept meteen meenam!’

O shit. Shit shit shit. Ze had zich in haar kaarten laten kijken. Ze had zich er nog uit kunnen liegen, kunnen zeggen dat het een oud recept was of een fout van de apotheek, maar ze had hem te veel informatie gegeven. Ze was betrapt en er was geen uitweg meer.

‘Wacht,’ zei ze te laat. ‘Welke pil?’

‘Dé pil. Je haalt hem al maanden, dus probeer er maar niet over te liegen.’

Het was een dilemma. Moest ze een poging wagen het te ontkennen, of gewoon meteen met de waarheid op de proppen komen? ‘Het was om medische redenen,’ zei ze. De leugen kwam bijna net zo natuurlijk uit haar mond rollen als de waarheid. ‘Ik moest mijn hormoonniveau in evenwicht brengen om zwanger te kunnen worden.’

Hij lachte akelig. ‘Als dat waar was, zou je me dat wel verteld hebben.’

‘Omdat je zo warm en vriendelijk bent en ik zo goed met je kan praten?’ vroeg ze op harde toon.

‘Je bent een leugenaar.’

‘Dat zei je al. En daarom straf je me nu dus?’

‘Zeker weten.’

Ze huiverde om zijn kilheid. Hoe had ze met zo’n man kunnen trouwen?

‘Hoelang gaat dit duren?’ vroeg ze.

‘Hoelang zal het denk je duren voor je zwanger bent?’

‘Je maakt toch zeker een geintje? Je draait de kraan dicht totdat ik zwánger ben?’ Daar deed ze niet aan mee. Ze zou wel een baan zoeken. Ze zou de toekomst van een kind niet verspelen voor haar eigen shopplezier.

‘Je krijgt wel wat zakgeld,’ zei Jim. ‘Voor de noodzakelijke dingen. Honderd dollar per week of zo.’

‘Honderd?’

‘Royaal toch?’

Dat was ongeveer zestig cent per uur om met hem getrouwd te zijn.

‘Je bent onuitstaanbaar,’ zei ze, en ze klapte haar telefoon dicht.

Ze keek om zich heen in de winkel, naar de rijke en onoplettende klanten die er rondliepen en zich niet bewust waren van de hel die ze de afgelopen paar jaar had doorstaan. Ze zagen er behaaglijk en rijk en zorgeloos uit. Hoewel ten minste een paar van hen waarschijnlijk in dezelfde benarde positie verkeerde.

Zoals die vrouw daar. Mooi, te mooi om rijk geboren te zijn. Ze moest gekocht zijn. Ze had praktisch een streepjescode op haar kont staan. Door de jaren heen was Helene er vrij goed in geworden de echte van de neppers (zoals zijzelf) te onderscheiden.

Bij de neppers hing er altijd een schaduw van onzekerheid over hun mooie gezicht.

Net als bij Helene. Op de een of andere manier had ze, ondanks dat ze een gezamenlijke bankrekening met Jim had, nooit dat ontspannen gevoel bereikt zorgeloos geld uit te kunnen geven dat zoveel klanten van Ormond’s leken te bezitten. Er had altijd een soort dreiging boven haar hoofd gehangen.

De dreiging van Jims afkeuring.

Nou, jammer dan. Ze zou niet in zijn macht leven en afhankelijk zijn van zijn nukken. En ze zou zeker niet aan zijn eisen toegeven.

Als in een droom bukte ze zich, stopte haar Jimmy Choo’s in de Bruno Magli-doos en deed de deksel erop.

Ze stond op met het gevoel dat ze met dat slechts kleine gebaar tegen het juk van Jims afkeuring duwde. Ja, hij had haar neer gekregen, haar zelfs vernederd en een winkelmedewerker het slechte nieuws laten overbrengen. Maar hij zou deze ronde niet winnen. Hij kon haar niet aanlijnen door haar creditcards te blokkeren.

Ze zette een stap en dacht meer aan het symbolisme van onder Jims beteugeling vandaan lopen dan het feit dat ze, technisch gezien, nog steeds schoenen aanhad die ze niet had betaald.

Maar ze zou terugkomen, zei ze tegen zichzelf terwijl ze nog een stap zette. Niemand van Ormond’s zou opmerken dat ze wegliep; ze wist uit eigen verkoopervaring op de pakkenafdeling van Garfinkels – waar ze Jim trouwens ontmoet had – dat de sensoren van de winkelpoortjes zich ter hoogte van het middel bevonden omdat de meeste winkeldieven daar hun spullen droegen.

Maar Helene was geen winkeldief. Ze was een vaste klant die Ormond’s waarschijnlijk voor tienduizenden dollars had gespekt. Bovendien had ze een prima paar Jimmy Choo’s achtergelaten waar ze de Magli’s had zitten passen.

Ze moest dit doen. De Bruno Magli’s zaten zo ontzettend lekker. En dat gold niet voor iedereen. Sommige mensen vonden ze oncomfortabel, maar de mensen met goedgevormde voeten waren er weg van. Dus wie zou er niet op doorlopen?

Nou, misschien was dat niet helemaal juist. Ze liep niet omdat de schóénen zo lekker aanvoelden, ze liep omdat de ontsnápping lekker aanvoelde.

Later zou ze de schoenen zonder meer betalen. Zodra ze thuis wat geld te pakken had kunnen krijgen of zodra ze de gestoorde Jim tot rede had gebracht en hij haar creditcards weer vrij had gegeven, zou ze teruggaan, uitleggen dat ze de Magli’s per ongeluk had achtergelaten, en betalen.

Geen probleem.

Ze stál ze niet of zo. Ze moest bijna grinniken om het idee. Ze had in geen dertig jaar iets gestolen, en ook al was ze er toen goed in geweest, ze zou die gewoonte nu niet weer oppakken.

Haar hart bonkte en ze voelde haar wangen rood worden. Deze keer zou Jim niet winnen. Het was opwindend. Eigenlijk zou ze in haar auto moeten stappen en een fles champagne halen om bij Haines Point op te drinken terwijl ze naar de vliegtuigen keek die opstegen van Reagan National Airport. Wie had haar daar ook alweer mee naartoe genomen tijdens een afspraakje? Woody? Ja, hij was het geweest. Dat was zo’n schatje. Reed in een Porsche 914, toen dat nog cool was. Ze vroeg zich af hoe het hem vergaan was...

Ze was bijna buiten, ze kon de met sterren bespikkelde schemering boven een oranjeroze horizon al zien en de milde lucht op haar huid vóélen, toen het alarm afging.

Ze schrok er even van. Het was enorm luid. En waren dat nou flikkerende lampjes?

Schuldgevoel spoelde over Helene heen en haar passen werden stijver, maar ze dwong zichzelf door te gaan. Ze bleef lopen en deed haar best om het geluid te negeren. Dat was tenslotte een geluid dat – zowel door klanten als door medewerkers – in de meeste winkels talloze keren per dag genegeerd werd.

Maar de volgende waarschuwing kon ze niet negeren. Er kwamen voetstappen achter haar aan en bij haar schouder zei een mannenstem: ‘Sorry, mevrouw, maar er is een probleem. Kunt u alstublieft met me mee terugkomen naar de winkel?’